Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot bewijs te komen van witwassen, oplichting en criminele organisatie. Rechtbank spreekt verdachte van die verwijten vrij.

Uitspraak



RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht

Parketnummer: 19.830150-11

vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 13 september 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte 1],

geboren te Fetesti (Roemenië) op [datum] 1992,

wonende [adres],

verblijvende in P.I. Overijssel, HvB De Karelskamp te Almelo.

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 september 2011.

De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.H.M. van Dinten, advocaat te Eindhoven.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

1. hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Emmen en Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere, althans een, mobiele telefoon(s) (merk: Apple type: iPhone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);

2. hij op of omstreeks 24 mei 2011, te Drachten, althans in Nederland, van een of meerdere voorwerp(en), te weten meerdere (17) mobiele telefoons (merk: Apple en/of Nokia en/of Vertu) en/of 2485 euro en/of 24 dollar en/of 100 kronen en/of 20 ponden, althans een hoeveelheid geld en/of een Notebook (merk: Samsung) en/of een navigatiesysteem (merk: TomTom), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was of wie bovenomschreven voorhanden had, terwijl hij wist/redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

3. hij op verschillende momenten in/of omstreeks de periode van 23 augustus 2010 tot en met 24 mei 2011 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voor gedaan als collectanten die geld inzamelen ten behoeve van doofstomme personen, waardoor deze personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;

4. hij op of omstreeks de periode van 23 augustus 2010 tot en met 24 mei 2011 te Emmen en/of Groningen en/of Drachten, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 6] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk

- het (tezamen en in vereniging) oplichten van een of meer personen en/of

- het (tezamen en in vereniging) plegen van diefstallen en/of

- het (tezamen en in vereniging) plegen van witwassen;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:

* het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij;

* verbeurdverklaring van het beslag.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het 2, 3 en 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Feit 2.

Met betrekking tot dit feit wordt verdachte verweten dat hij telefoons, geldbedragen, een Notebook en een TomTom heeft witgewassen. Met betrekking tot de geldbedragen, de Notebook en de TomTom biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig zouden zijn. Dit geldt ook voor de mobiele telefoons van de merken Nokia en Vertu.

Met betrekking tot de mobiele telefoons van het merk Apple overweegt de rechtbank dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat zich gestolen telefoons in de auto van [verdachte 3] bevonden.

Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettige bewijs dat verdachte bedoelde telefoons heeft witgewassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 3.

Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij de oplichting van personen.

De rechtbank constateert dat er geen aangiften van personen in het dossier aanwezig zijn die stellen te zijn opgelicht door de handelwijze als in de tenlastelegging staat omschreven.

Daarmee ontbreekt het wettige bewijs dat slachtoffers door die handelwijze zijn bewogen tot afgifte van gelden en dat leidt ertoe dat niet gesproken kan worden van oplichting.

Gelet op de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 2] moet de handelwijze mogelijk eerder worden gezien als een hulpmiddel bij het plegen van de diefstallen van de telefoons. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde misdrijf van oplichting.

Feit 4

Met betrekking tot dit feit wordt verdachte verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie door met zijn medeverdachten strafbare feiten te plegen zoals in de tenlastelegging staat omschreven.

Om te kunnen spreken van een criminele organisatie moet er sprake zijn van het plegen van misdrijven in een georganiseerd verband. De organisatie moet het oogmerk hebben om misdrijven te plegen waarbij er sprake moet zijn van een bepaalde organisatiegraad en een samenwerkingsverband waar de betrokkenen aan deelnemen of dat ondersteunen. Ook moet er sprake zijn van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen.

Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen personen. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor een organisatiegraad waarbij een persoon of personen een sturende rol zou/zouden hebben.

De genoemde diefstallen zijn naar het oordeel van de rechtbank eerder aan te merken als gelegenheidsdiefstallen. Van oplichting is in onderhavige zaak geen sprake. Uit het dossier valt niet af te leiden dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 2] gericht was op het witwassen.

De verdachte en zijn medeverdachten hebben, zo blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en kan uit het verhandelde ter terechtzitting worden vastgesteld, een bepaalde manier van leven. Die kan echter in het onderhavige geval niet synoniem staan voor deelname aan een criminele organisatie.

De raadsman heeft verweren gevoerd die betrekking hebben op feiten waarvan verdachte zal worden vrijgesproken. Om die reden laat de rechtbank de bespreking van die verweren achterwege.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.

Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 24 mei 2011 te Emmen en Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere mobiele telefoons (merk: Apple type: iPhone), toebehorende aan [slachtoffer 1] respectievelijk [slachtoffer 2].

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.

De verdachte zal van het onder 1 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Anders dan de raadsman heeft betoogd is er naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van medeplegen gelet op de verklaring van medeverdachte [verdachte 2] en de wijze waarop de diefstallen hebben plaatsgevonden.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,

telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht .

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van telefoons samen met een ander.

Verdachte en zijn mededader benaderden de slachtoffers met een papier waaruit moest blijken dat gecollecteerd werd voor een goed doel. Verdachte deed daarbij voorkomen alsof hij doofstom was. Op die wijze werd de aandacht van de slachtoffers dusdanig afgeleid dat de telefoons ongezien konden worden weggenomen.

Deze handelwijze acht de rechtbank uiterst verwerpelijk, hinderlijk en laag bij de grond. Het gaat niet alleen om benadeling van slachtoffers maar ook worden collectanten die oprecht gelden bijeen proberen te brengen om goede doelen te steunen in een kwaad daglicht gesteld.

Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts slaat de rechtbank acht op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 augustus 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is bestraft.

De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte en met name de wijze waarop de diefstal heeft plaatsgevonden, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf is geboden. De duur daarvan zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat de verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de raadsvrouw dat de vordering moet worden afgewezen nu de vordering is gegrond op een offerte en derhalve nog geen betaling heeft plaatsgevonden. Hoewel een offerte op zich een vordering kan onderbouwen blijkt uit de bij de vordering gevoegde stukken dat de benadeelde partij de telefoon heeft besteld en betaald via de betaalwijze iDeal.

Ook de overige kosten acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt als zijnde gevolgschade van de diefstal van de telefoon.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.

Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot

* een gevangenisstraf voor de duur van 112 DAGEN.

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen van 52,60 euro en 23 dollar.

De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 738,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.

De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 738,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd en

verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 september 2011, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Parketnummer: 19.830150-11

Uitspraak d.d.: 13 september 2011 6

vonnis


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature